Written from the assignment: Cross a border and mark your freedom with a monument, from ‘Instructions for losing yourself’ made by  Maarten Inghels – 2023


ANT
of Eerder die ochtend werd het station Antwerpen-Centraal ontruimd



In de tunnel die mij van Zurenborg naar Haringrode bracht, onder het spoor door, kruiste ik een man op een motorfiets, zijn hoed in plastic verpakt. 
    ‘Dit is mijn grens,’ dacht ik. 
Ik draag nooit een hoofddeksel, daar heb ik een hekel aan en dat plastic was dubbelop. 

Dit is mijn grens: hier plak ik de allergrootste klomp kauwgom aller tijde, precies te midden de tunnelvloer zijn witte lijn. Een monument moet groot zijn, dacht ik en kauwgom had ik in overvloed. 2 volledige pakjes en één halve, 24 stuks in totaal: van de mint variant van Stimorol. 
    Het ging enige tijd duren voordat ik dat allemaal had gekauwd, dus nam ik plaats op een bankje tegenover de tunnel, al kauwend had ik uitzicht op alle voetgangers en fietsers die van de tunnel gebruik maakten. Het ging wel even duren, dus pakte ik m'n boek om wat te lezen, al merkte ik al gauw, toen ik bijna het hele 1e pakje kauwgom tussen mijn kiezen had, dat ik me moest focussen om het kauwen, als ik het per ongeluk zou doorslikken zou ik ongetwijfeld stikken. 
    Ik verbeeldde me hoe mijn monument eruit zou zien: zo'n natte vormloze hoop, een beetje oplettende fietser zou daar zijn nek niet over breken, verzekerde ik mijzelf.
    Halverwege het tweede pakje kauwgom brak er iets van angstzweet uit: het benauwde weer gepaard met de overvloed van kunstmatige mint smaak dat naar mijn hersenen was gestegen produceerde een soort koortsdroom waarin ik zag hoe de kauwgom in mijn keel stokte. Met als gevolg: mijn plotse overlijden. 

Toen vroeg ik mij af, wat is nou een monument? En wat is kauwgom? 
    Kauwgom is een constantheden en een monument iets uit het verleden voor de toekomst... ofzo iets, de kunstmatige mint had mijn hersenen zodanige aangetast. 
    De kauwgom had ik daar maar onder het bankje geplakt, waar het voor misschien enkele seconden houvast vond, voordat het losliet en geruisloos op de stoep viel. 
    Ik bedacht mij toen dat ik nog een handvol beuken- en hazelnoten in mijn jaszak had zitten, daar zaten ze al een week of twee sinds ik ze in onze voortuin had geraapt. Waarom ik ze meedroeg wist ik eigenlijk niet. Afgelopen zaterdag had ik één van de hazelnoten aan Esra gepresenteerd: zonder een moment van twijfel had ze hem tussen haar kiezen gestoken, wat volgde waren 3, misschien 4 seconden van tweestrijd voordat de harde schil van de noot brak onder de druk van haar kaken. Maar wat brak had net zo goed haar kies kunnen zijn, zoals mijn vader de week ervoor zijn tand brak op een olijvenpit. 

Met een licht gevoel van verslagenheid dacht ik nog even aan mijn kauwgom onder het bankje, voordat ik de handvol noten over een eenzame grasmat voor de tunnel uitstrooide, al had ik nog even getwijfeld of ik het niet de tunnel in moest smijten. Toen ik verder liep dacht ik dat een monument misschien iets waar men voor moet vrezen: om hun tanden er niet op te breken, terwijl je op een grens van alles kan stukslaan.